Leven in de vitrine - wie was er eerder?

Dit artikel is een reactie op het hoofdredactionele commentaar van het Reformatorisch Dagblad (refdag) met als titel Sociale media: leven in een vitrine.

De verder anonieme auteur schuift een aantal punten per alinea naar voren. Naar wat ik begreep is dit een hoofdredactioneel commentaar. Normaal staat dat erbij, nu niet. Zelfs dan nog zou ik graag willen weten wie het geschreven heeft en wat zijn of haar achtergrond is. Zo op transparantie gericht is inderdaad een erg moderne mening. Maar waarom niet? Ik houd van het open debat.

Volgens mij zijn dit de hoofdpunten van de auteur die ik wil bespreken:

  • SocialMedia is narcistisch en vaak van een beroerd nivo.
  • Het is een gevaar voor de privacy.
  • Bijbelse normen en waarden komen onder druk te staan.
  • Door etalage-gedrag creeër je “Facebookdepressie”.

Narcisme en niveau
Er wordt in het artikel ook ruimte gegeven voor de positieve kanten van SocialMedia. "Via netwerksites is het heel eenvoudig om contacten te onderhouden, om een grotere groep mensen bij te praten over belangrijke gebeurtenissen of iemand te bereiken die je lang geleden uit het oog bent verloren." Ze vergeten te vertellen dat je ook je ex kunt terugzoeken, maar dat terzijde.
Soms is het niveau op SocialMedia inderdaad bedenkelijk of slecht. Maar je ziet dat er in de praktijk een schifting plaatsvindt: de kwalitatief betere accounts komen bovendrijven, de rest zakt naar de bodem. Daarbij kun je jezelf in het dagelijks leven ook ladderzat drinken in het café en heel veel van je vrije tijd lallend en lollend doorbrengen. Daarvoor heb je echt geen Twitter of Facebook voor nodig.
In het verleden heb ik op Twitter heel wat accounts voorbij zien komen van mensen die alleen maar narcistisch aan het twitteren waren, zoals "ik haal nu een patatje" en "er loopt een fazant in de tuin". Erg slaapverwekkend en deze mensen hangen zelf na een tijdje de SocialMedia in de wilgen omdat ze geen interactie krijgen met andere gebruikers. Want daar gaat het om: interactie met andere gebruikers waar je wat mee hebt. Dat kan met vakgenoten of plaatsgenoten zijn. En als je dan iets de wereld instuurt dat je naar conferentie X gaat krijg je reactie van vakgenoten. Als je bij winkel Y bent, kun je daarop een nuttige reactie verwachten van plaatsgenoten. Zelf volg en word ik gevolgd door vakgenoten en plaatsgenoten. Grappig om te zien dat vakgenoten soms reageren op lokale issues en plaatsgenoten op vakissues.
Het artikel in Refdag stelt dat velen een laag niveau hebben op Twitter. Het niveau is inderdaad wisselend. In die zin is het te vergelijken met een kantine of verjaardagsfeestje. Daar kun je het hebben over de nieuwe auto of over hele theologische zaken als Godsbeelden of genade. Beide gesprekken worden gevoerd, door dezelfde mensen. Soms dwars door elkaar heen, soms heel gescheiden. Communicatie op SocialMedia is mijns inziens niet anders dan in het echte leven. Soms gaat het over ditjes en datjes en soms worden wezenlijke dingen gezegd. Het niveau ligt niet aan het medium maar aan de persoon.

Privacy
Daar hebben ze een punt. Zonder meer. Privacyschending is een groot probleem. Er zijn zelfs sites die bijhouden of je ze op zondag bezoekt en je dan een aparte pagina laten zien. Zonder gekheid: privacy is een issue. Echter, de jeugd gaat er al heel anders mee om dan ouderen. Dat gaat soms verkeerd, omdat een foto van jezelf tot in lengte van dagen op internet kan rondcirculeren. Maar ik zie ook dat de jeugd goed het verschil weet tussen de online en offlinewereld. Het huidig kerkelijk en opvoedkundig kader heeft dat niet altijd door.
En als ze al niet goed kunnen omgaan met privacy, wat is er dan tegen om hier een stuk opvoeding in te geven? Dat mag je altijd aan je kinderen geven, dus waarom niet ook over privacy en internet?

Normen en Waarden
Sociale media veranderen het leven in een vitrine ... waarin … geborgenheid en Bijbelse waarden en normen onder druk komen te staan, door dat wat je vrienden terugkrabbelen en tweeten. Wablief? Lees ik dat goed? Door wat vrienden terugkrabbelen en tweeten veranderen mijn Bijbelse waarden en normen... Hoe ik er ook over nadenk, ik snap deze stelling niet. Als mijn beste vriend mij een PlayBoy stuurt, dan hangt het van mijn normen en waarden a priori af wat ik ermee doe, niet a posteriori zoals hier gesteld wordt. Als ik verander door wat er tot mij komt, dan is simpelweg mijn basis van normen en waarden niet stevig genoeg. Het echte probleem is niet de verkeerde content die ik binnen krijg, maar de houding waarmee ik content benader.
Dit is een breder probleem wat ik steeds weer signaleer in de gereformeerde gezindte: men probeert normen en waarden te reguleren via externe regels in plaats het vertrouwen te geven aan een levenshouding wat van binnen komt. Men probeert Jozef bij de vrouw van Potifar weg te houden in plaats van erachter te komen dat Jozef zelf bij de vrouw van Potifar weggaat.

"Facebookdepressie"
In Amerika spreken kinderartsen over Facebookdepressie, omdat kinderen de lijn tussen de vitrine en werkelijkheid niet begrijpen. De Facebookdepressie komt door het telkens tentoonstellen van goede aspecten van een persoon. Een ander kan hier niet mee omgaan en raakt in een depressie. Ik ben geen Maarten van Rossum, maar ik interesseer mij voor Amerika en haar cultuur. Dat is aangewakkeerd door de examenstof op de middelbare school. Eén van de dingen die kenmerkend is voor de hedendaagse Amerikaanse cultuur is de angst voor alles wat los en vast zit. Ga voor de grap maar eens in Amerika met een smoezelige, lange leren jas door een nette suburban lopen. Of nee, doe maar niet. Grote kans dat je problemen krijgt. Mijn punt is dat er in Amerika zoveel wordt geroepen waar wij in Europa ons niet zoveel van moeten aantrekken.
In een vitrine leven is 'de betere aspecten naar voren schuiven en de nare aspecten vergeten'. Er is dan een voedingsbodem voor scheefgroei. Daar ben ik het volledig mee eens. Een Facebookdepressie schuif ik dus niet aan de kant, het komt voor.
Het rare is – en gek dat ze dat bij het Refdag niet doorhadden – dat de reformatorische wereld één grote vitrine op zichzelf is. Vooral in sommige kerkgenootschappen (die ik niet zal noemen) worden bepaalde uiterlijke sociale aspecten verheven boven inwendige overtuiging. Als je maar geen TV hebt .. als je maar een hoedje draagt .. als je maar .. meedoet zoals de rest doet. Al ben ik nog maar een simpele kandidaat, ik wil de mensen niet de kost geven met wie ik pastorale gesprekken heb gevoerd omdat ze vastgelopen zijn door het niet voldoen aan uiterlijke verwachtingen die gesteld worden in de gereformeerde gezindte.

Maar wij hebben heiligen!
Een stapje verder. De mooiste vitrine van de gereformeerde gezindte is de vitrine waar het kopje "ware gelovigen" op staat. Sommige boeken staan hier in mijn kast. Kerkgeschiedenis bedrijven over "mensen die ware leer volgden" heeft een soort bevredigende werking op velen binnen de gereformeerde gezindte. Lees de kerkgeschiedenisrubrieken in de christelijke media maar eens na (zoals Terdege, maar die heb ik al een tijdje niet meer gezien). De vitrine staat vol met gelovigen. Terwijl ik dit schrijf, komt er zelfs een advertentiemail binnen voor een Christelijk-Historisch tijdschrift. Bekeringsverhalen en levens van gelovigen worden gerecycled en tot norm verheven. Facebookdepressie? Maar wij hebben een oudvaderdepressie.
Dan is er ook nog de schijn die voorgangers dienen op te houden. Zo af en toe krijg ik mail over diensten die ik heb gehouden. Zowel positief als negatief. De positieve zal ik u besparen, de negatieve hebben meestal op één aspect betrekking: mijn kleding. Omdat ik 's winters behoorlijk wit ben, draag ik soms een lichtblauw overhemd. Een wit overhemd en een wit gezicht is in mijn geval niet slim. Maar ja, dat hoort niet. Ook mijn stropdas valt verkeerd. Ik heb er verschillende, alle kleuren zijn goed zolang het maar zwart is. Vreemd genoeg hoef ik de vitrine maar op orde te hebben, dan kan ik ondertussen de meest onbijbelse dingen zeggen. Zolang ik maar geijkte taal gebruik ...

Verdere analyse
De gereformeerde gezindte heeft lange tijd alleenheerschappij en imagobepaling in Nederland gehad. Nu nog steeds in bepaalde delen van het land. Als christen in de Randstad doorleef ik meer en meer het verschil tussen traditie en het Levend Woord. Tegenwoordig ga ik een oude berijming uit 1773 echt niet meer verdedigen tegenover een ongelovig iemand. Veel liever spreek ik met hem of haar over de kern van het geloof, Jezus zelf. Geloof draait niet om een berijming, om een vertaling of iets anders wat er graag in de vitrine wordt gezet, dus daar verspil ik mijn energie niet aan. Maar de harde kern van de gereformeerde gezindte gedraagt zich door haar eenberijmingspolitiek als klein keizertje: zo moet het, zo is het en het kan niet anders. Hoog tijd voor een tegenbeweging waarin de gereformeerde gezindte weer écht christelijk wordt.

Angst voor nieuwe technieken
Het opiniestuk waarop ik reageer, heeft er alle schijn van dat het een angst is tegen nieuwe technieken. Bij nieuwe ontwikkelingen horen nieuwe valkuilen en nieuwe ziektes. Terecht dat die niet onder het vloerkleed worden geschoven. We kunnen daar heel lang en kort over discussiëren. Ik ga voor kort: als je een nieuwe techniek kunt gebruiken om over God te vertellen, moet je het gebruiken. Punt.
En ach, wat kwam ik voor aardigs tegen over de telefoon? Het zou de kerken leeg maken ..

Wie mag in de vitrine?
Vreemd genoeg kun je dit artikel bij Refdag "printen, mailen of delen via twitter".. Waarom zou de mening van een bedrijf wel in de etalage gezet mogen worden en de mening van een individu dat niet ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel niet? De geschiedenis leert juist dat inzichten van individuen vaak bepalender zijn dan van organisaties of bedrijven.

De auteur van dit artikel is hoofdredacteur van deze site. Hij studeert theologie, houdt van het open debat en is soms actief op SocialMedia als Twitter.

Reacties

De sociale mediavitrine

Beste Lennart,

Na onze geredetwitter van gisteravond had ik nog niet meteen durven hopen zo’n uitgebreide en zinvolle reactie op ons commentaar te lezen. Ik bedoel dit niet als zo’n standaard compliment dat mensen vaker uitdelen aan het begin van hun betoog, waarna ze hun pen in gal dopen – nee, ik meen het dat ik een discussie op een weblog tien keer meer waardevol vind dan heen en weer twitteren in 140 tekens. Daarmee ben ik volgens mij ook bij de kern van het betoog van het commentaar – maar daarover straks meer. Als adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad wil ik graag reageren op je blog.

Allereerst over de ‘status’ van een hoofdredactioneel commentaar. Ik kan me vergissen maar misschien lees je (automatisch tutoyeer ik, realiseer ik me nu – ook al zo’n karaktertrekje van sociale media) commentaren niet zo vaak in de papieren krant en scheer je de verschillende digitale opinieartikelen over één kam. Het RD heeft elke dag één hoofdredactioneel commentaar, al veertig jaar lang en op de website is dat herkenbaar in de kop van het artikel: “Commentaar: …”.

Het RD is een van de weinige kranten die niet meldt wie het commentaar geschreven heeft. Dat is in Nederland niet erg gebruikelijk meer, maar we vinden het een goede gewoonte. Kijk bijv. even in Wikipedia bij ‘editorial’ en je krijgt het keurig uitgelegd. We zijn dus zeker niet de enige, kijk maar eens bij de editorials van de Washington Post (http://www.washingtonpost.com/opinions) of The Guardian (http://www.guardian.co.uk/theguardian/2011/apr/02/mainsection/editorials...) of The New York Times (http://topics.nytimes.com/top/opinion/editorialsandoped/editorials/index...); gezelschap waar we ons niet meteen voor schamen.

Dat een commentaar niet ondertekend is, betekent nog niet dat het anoniem is. De standpunten die in het commentaar ingenomen worden, zijn geen persoonlijke stokpaardjes van redacteuren maar ze vormen de mening van de krant – daar staan we voor. Nou ja – er is natuurlijk een bepaalde bandbreedte aan meningen, maar wie het niet met het commentaar eens is, wende zich tot de hoofdredacteur, Wim Kranendonk. Dat lijkt me aardig transparant.

Het commentaar dat je in deze blog hekelt, is niet van mijn hand, al heb ik er wel aan bijgedragen.
Pakweg de helft ervan is geschreven door de hoofdredacteur, de overige commentaren door adjuncten of gespecialiseerde redacteuren. In alle geval valt het onder verantwoordelijkheid van de hoofdredactie.

Maar dan de inhoud van je reactie. Een algemeen punt dat mij opvalt, is dat je in je blog veronderstelt dat het RD vindt dat techniek of sociale media an sich verdacht zijn. Waar staat dat in het commentaar? Als je het RD of refdag.nl enigszins volgt, zou je beter moeten weten. Okay – we lopen misschien niet voorop, maar we lopen zeker niet achter. We besteden er relatief veel aandacht aan (http://metareporter.nl/2011/01/08/de-kwaliteit-van-dagbladen/ ) en in opinieartikelen en commentaren wijst het RD nieuwe media zeker niet zonder meer af (http://www.refdag.nl/opinie/opinie/mediadiscussie_niet_gebaat_bij_impuls...) .

Je criterium (“kun je een nieuwe techniek gebruiken om over God te vertellen”) is een aardige leidraad. Maar dat betekent toch niet dat je geen zorgen mag hebben over de manier waarop zulke media gebruikt worden en de gevolgen die dat kan hebben? En als het commentaar nu was blijven steken in de oppervlakkige beschuldiging dat je met sociale media de wereld in huis haalt, dan was je kritiek nog enigszins te plaatsen. En ook dat punt van privacy is zo algemeen dat het nauwelijks het melden waard was (overigens: lees hier onze uitleg over de sluiting van refdag.nl op zondag: http://refoweb.nl/vragenrubriek/16111/site-van-reformatorisch-dagblad-op...). Maar m.i. hekelt het commentaar juist een onderbelichte schaduwzijde van social media – en de manier waarop twitteraars erop reageerden, bewijst dat sommigen zich kennelijk op hun teentjes getrapt voelden.

Over dat narcisme: ik las, na plaatsing van het commentaar, juist een aardige tweet over Digibron (www.digibron.nl, weer zo’n bewijs dat we digitaal wel aan de weg timmeren) van @theopleizier: “Twitter is een narcistisch medium, dus schaam ik me er niet voor om te melden dat mijn eerste zoekopdracht bij #digibron mijzelf betrof.”

Interessant is je statement dat ‘communicatie op social media niet anders is dan in het echte leven’ en ‘het niveau ligt niet aan het medium maar aan de persoon’. Volgens mij is dat kern van ons meningsverschil. Als je gelijk hebt, slaat het commentaar inderdaad de plank mis. Ik zie diverse redenen waarom er wél een verschil is met irl-communicatie en waarom het medium wél invloed heeft op de boodschap. Ik noem er drie:

- Digitale communicatie werkt drempelverlagend. Dat komt deels door de (vermeende) anonimiteit, deels doordat het medium uitnodigt tot snel reageren. Gevolg is: uit de heup schieten, ongenuanceerd en ongezouten rondstrooien van ondoordachte meningen. Lees de reactiestroom (ook dat is social media) onder artikelen bij de Telegraaf of Geenstijl en je ziet waar de meningencultuur toe kan leiden. Is een lagere drempel daarmee verkeerd? Natuurlijk niet, kan heel nuttig zijn, maar ook heel schadelijk.

- De nieuwe etalage voor al die meningen, de vitrine, zit echt anders in elkaar dan de borreltafel. Ik kan het niet mooier zeggen dan Stine Jensen in de Volkskrant van 26 maart:
“Je bent in de loop der jaren behoorlijk anders over Facebook en Twitter gaan denken. Je schrijft: ‘Behalve tot tijdsverspilling, leiden social media ook tot gebrek aan concentratie, akelig gedrag en verstoorde relaties.‘?
Ik was enorm fanatiek op Facebook, maar na een tijdje begon ik al dat geroep om aandacht toch merkwaardig te vinden. Vooral mijn schrijvende collega’s kunnen er wat van. Eerst melden ze dat ze aan een boek werken, dan dat het boek klaar is, vervolgens krijgen ze een positieve recensie in een krant of een blad en gaan ze een foto van die recensie op Facebook zetten. ‘Kijk, een positieve recensie!’, staat er dan bij. Ze zitten veel alleen thuis en ze willen erg graag horen dat ze goed zijn. ‘Het is een en al ijdelheid, en een diepe zucht naar bevestiging, die kennelijk niet op andere manieren komt. Facebook voedt dat ook. Het medium moedigt je aan om bevestiging te vragen, én om bevestiging te geven: ‘Vind ik leuk, vind ik leuk, vind ik leuk’ – ja, die sociale media zitten vol met kindertaal. Ik heb er zelf ook aanmeegedaan hè. Ik zat mensen als een dolle op te porren om mijn boeken te kopen, om naar mijn programma’s te kijken waar ik drie jaar aan gewerkt had.”
Lees meer over Stine Jensen op.. haar Facebookpagina, of in Trouw (http://www.trouw.nl/tr/nl/5116/Filosofie/article/detail/1866432/2011/03/...).

- Het commentaar ging niet alleen over Twitter maar ook over Facebook en Hyves, en daar heb je te maken met nog een ander vitrine-effect: de nadruk op je uiterlijk. Blader door wat van die vriendenpagina’s en je ziet hoe vooral de jonge generatie zich permanent oppoetst om respect te oogsten van andere vrienden. Natuurlijk, dat gebeurt ook op het schoolplein en op hangplekken, maar digitaal flaneren heeft een extra dimensie. Op zulke netwerksites leidt de drang om jezelf te profileren al snel tot het benadrukken van je buitenkant, want écht kennismaken met iemands innerlijk vereist diepgravender en diepzinniger contact. Natuurlijk gebeurt dat laatste ook, gelukkig, maar het medium (Hyves meer dan Facebook) nodigt uit tot dit vitrinegedrag.

Dat het medium invloed heeft op de boodschap is natuurlijk geen originele gedachte – google op Marshall McLuhan of lees deze mooie uitleg van ‘the medium is the message’: http://individual.utoronto.ca/markfederman/article_mediumisthemessage.htm

Er zijn nog tal van andere ‘haakjes’ in je blog die om reactie vragen, vooral waar je schrijft over de reformatorische wereld, kerkgeschiedenis en oudvader-depressie. Ik verschil niet met je over de kern van het geloof, wel met je opvattingen over wat de harde kern van de gereformeerde gezindte bezighoudt. Dat schort ik nu maar even op. Als je als ‘tegenbeweging’ uit bent op een reveil, een reformatie of opleving – dan kan ik dat pleidooi alleen maar ondersteunen.

Steef de Bruijn

Reactie toevoegen

Zircon - This is a contributing Drupal Theme
Design by WeebPal.