De publicatie van ds. Vlietstra zorgde maandag 14/11 voor ophef wat zelfs het 8 uur journaal haalde. In het kort: hij feliciteerde ouders met de geboorte van hun kind en citeerde daarna uit Pligten der ouders van Jacobus Koelman. Ik heb het gedeelte gelezen en kan niks anders doen dan het afwijzen. Natuurlijk wil ik mij verre houden van elke vorm van kindermishandeling. Nu stelt Vlietstra dat hij dat ook niet zegt. Ik vind dat geen steekhoudend argument en wel om de onderstaande punten. Ik bespreek deze casus omdat wat ik zie, in de kerk breder speelt dan Vlietstra alleen.
Waar gaat het om?
Een deel van het citaat in de kerkbode is als volgt:
Zoals u bij God overwint door bidden, zo zult u bij uwe kinderen overmogen door kastijden. En aan het einde: Als u bestraft of kastijdt, gebruikt dan geen smaad- of scheldwoorden, bijnamen of uitdrukkingen. Werpt hun niets na dat hun leven, hun leden of gezondheid in gevaar zou brengen.
Ds. Vlietstra verdedigde zich in het RefDag met twee argumenten. De eerste dat hij regelmatig citeert uit Koelman; de tweede dat Koelman dit alles in de context van liefdevol opvoeden zet:
Laat in het kastijden altijd de teerheid van uw liefde zien en hoe onwillig u bent om hen te kastijden indien zij langs een lichtere weg verbeterd konden worden.
Deze argumenten zijn op zichzelf waar. Of Vlietstra regelmatig Koelman citeert, heb ik niet kunnen controleren. Ik heb namelijk geen abonnement op de kerkbode van Katwijk. Het boek van Koelman wordt in bepaalde kringen nog steeds actief gebruikt, dus ik geloof het wel als Vlietstra zegt dat hij dit vaker doet. In het citaat (zie publicatie) kadert Koelman zijn kastijdingen inderdaad in binnen de grenzen van ouderlijke liefde.
Koelman zegt het. Vlietstra ook?
Of het in de zeventiende eeuw gebruikelijk was om kinderen te kastijden, weet ik niet. En Koelman vind dat dit kastijden in liefde moet gebeuren. Ik kan niet zeggen of Koelman hiermee afwijkt van zijn tijdgenoten. En wat kastijden precies is. Jan Dirk Snel (historicus) geeft meer uitleg over de historische achtergrond.
Bij het citeren van oude bronnen is altijd wat extra's nodig. In welke tijd speelde het? Wat waren de omstandigheden? Zijn er dingen verandert? Wat is de betekenis van woorden? Kortom, er moet altijd wat extra's gezegd worden ("ik ben het er mee eens" of "ik wijs dit af"). Als Paulus (iets oudere bron dan Koelman) iets zegt over slaven en meesters, dan kun je dat niet zomaar een op een kopiëren naar het heden.
Opvallend vind ik dat Vlietstra zich van commentaar onthoud. Wijst hij het af? Vindt hij het goed? Iemand zei, dat Vlietstra het niet zegt, maar Koelman. Dat vind ik geen steekhoudend argument. De bron is Koelman, maar er is wel iemand bezig geweest het over te tikken. En het blaadje is niet bedoeld voor de historische leeskring, maar voor de (naar ik aanneem) hardwerkende Katwijker. Hoe vat deze de woorden van Koelman op? En - terug naar de schrijver - gebruikt Vlietstra het woord ook in de dagelijkse omgang met zijn vrouw: "schat, kastijd je de kinderen even?" Waarom dan wel in een kerkbode, een officiële spreekbuis van een kerk?
Taal schept.
Vooral een voorganger moet weten dat iets zeggen of schrijven een context oproept. Niemand denkt aan een dansende Mickey Mouse, innig verstrengeld met voormalig premier Balkenende, totdat hij of zij deze zin gelezen heeft. Taal geeft ruimte dat er iets gebeurt. Andersom: door iets niet te zeggen roep je het niet op.
Het woord kastijden heeft in het dagelijks gebruik een zeer negatieve klank. Dan kan het nog zo waar zijn dat het vroeger wat anders betekende of dat men in bepaalde kringen iets anders bedoelt, de meeste lezers horen simpelweg wat anders. Ik ook, kastijden vind ik een zeer wrange smaak hebben.
Een belangrijk aspect van het probleem komt hier naar voren: de wereld en het taalveld in de kerk en hier van een dominee staan mijlenver af van het gewone, alledaagse leven. Moet je dan rekening houden met het 'excentrieke' taalveld? Nee juist niet. Je moet uitgaan van het gewone, gangbare taalveld. Dus ook de dominee moet woorden gebruiken op de manier die door iedere gemiddelde Nederlander zo worden gebruikt.
Waarom gebruiken we op de markt andere woorden dan in de kerk? Waarom houden we verschillende taalvelden overeind? Gebruik geen sacrosancte taal, tweette een collega.
Want dat gebeurt er eigenlijk: Het taalveld van Koelman is een andere dan die van Vlietstra en weer een andere van hoe de media of de buitenwacht Vlietstra leest. Er gaat hier dus niet een keer iets fout, maar twee keer. Het taalveld van Koelman had in zijn context gezet moeten worden door Vlietstra, en van Vlietstra in de media.
Andere columns
De meeste (christelijke) columns gaan over het verschil in taalveld tussen Vlietstra en de media; ik kijk liever een stapje eerder naar het verschil in taalveld tussen Vlietstra en Koelman. Leeft Vlietstra in een wereld waar dagelijks dit soort woorden gebezigd worden? Ik kan het me amper voorstellen. Daarom had hij het - ook al was het de lokale kerkbode - moeten voorzien van commentaar.
Doordat dit beide niet gebeurde, is er een 17e eeuws citaat in de media terechtgekomen. Ik kan hier heel kritisch op de media gaan zitten zijn, maar dat doe ik niet. Vlietstra had de vertaalslag moeten maken, te meer omdat je op je klompen kunt aanvoelen hoe de gemiddelde Nederlander het stuk interpreteert.
Hij zegt iets waar niemand achterstaat en - hoe wrang - volgens zichzelf ook niet. Je kunt er een taalspel van maken, maar uiteindelijk blijft over dat hij heeft opgeroepen tot kastijding. En dat vind ik verwerpelijk.
Labels:
Reactie toevoegen