
Deze tekst is (eerder) geplaatst in het blad Karkesproake 2025-04 van de Protestantse gemeente Hellendoorn
"Broeders en zusters ... "
Een uitspraak die nogal eens voorbij komt in de kerkdienst of op het kerkelijk erf. Een uitspraak die soms ook wat ‘kriebels’ teweeg kan brengen als je ziet wie dan eigenlijk allemaal je broeders en zusters zijn. En toegegeven, achter voordeuren is het niet altijd koek-en-ei tussen mensen en gebeurt er genoeg waar je soms hoofdschuddend van wegloopt. Als je wat breder kijkt naar kerkverbanden en bijvoorbeeld de dreigende scheuring in de CGK dan vraag je jezelf soms ook af waar het gevoel van broeders en zusters zijn is gebleven.
De oproep om elkaar broeders en zusters te noemen komt uit Mattheüs 12 vanaf vers 47: Iemand zei tegen Jezus: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten. Ze willen u spreken.’ Jezus zei tegen hem: ‘Wie is mijn moeder? En wie zijn mijn broers?’ Toen wees hij naar zijn leerlingen. En hij zei: ‘Dat is mijn moeder! Dat zijn mijn broers! Mensen die doen wat mijn hemelse Vader wil, die zijn mijn broer, mijn zus en mijn moeder.’
Een broer of zus zijn is een gegeven wat je bent door geboorte. Het verschil met vriendschap is dat je vrienden uitkiest op basis van gedeelde interesse. Dat is geen gegeven, maar een ‘conditie’. Het klikt met iemand of niet en je besteedt tijd in die vriendschap waardoor het kan groeien. De band tussen familieleden is dus een gegeven waar soms (helaas) geen klik is met elkaar.
En juist dat beeld gebruikt Jezus. In Christus zijn we als familie aan elkaar gegeven. Niet omdat we het allemaal zo goed met elkaar kunnen vinden, maar omdat we kinderen van één Vader zijn. In de woorden van Mattheüs staat echter ook een aansporing. Het gaat niet alleen om het gegeven dat we bij de hemelse Vader horen, maar ook een oproep om te doen wat Hij van ons vraagt. De volgorde is belangrijk in deze: je bent een kind van God (met al je broers en zussen in het geloof) en dat verandert je gedrag richting Gods wil. Als we bidden ‘laat Uw wil worden gedaan’ is dat geen overgave aan de willekeur van God. Het is een uiting van overgave: we willen doen, Heer, wat U van ons vraagt.
In de praktijk wordt het broeder of zuster weleens gezien vanuit de conditie zoals je vriendschappen hebt. Je wilt je verbonden voelen met broeders en zusters in het geloof die jou ook wel liggen. Maar het onbeweegbare van familie zijn zit in het niet kunnen uitkiezen. Juist door onze verschillen kunnen we elkaar verder helpen in het leven. Want een ander perspectief van een broeder of juist een schurende opmerking van een zuster geeft soms nieuwe hoop. In het lied ‘Ik wil jou van harte dienen’ wordt dat mooi verwoordt in het tweede en derde vers:
Wij zijn onderweg als pelgrims,
vinden bij elkaar houvast.
Naast elkaar als broers en zusters,
dragen wij elkanders last.
Ik zal Christus’ licht ontsteken
als het duister jou omvangt.
Ik zal jou van vrede spreken
waar je hart naar heeft verlangd.
foto (c) Vika Glitter via Pixabay License
Reageer